Blondie en Blinkie
In 1939 weet pater Declercq, de hoofdredacteur van het
katholieke tijdschrift Petits Belges, tekenaar Jijé te overhalen een stripreeks
voor het blad te maken. Petits Belges is het zusterblad van Zonneland,
uitgegeven door de Premonstratenzers van de Abdij van Averbode, en de
tegenhanger van het Naamse Le Croisé, waar de eerste strips van Jijé
verschenen.
Jijé creëert Blondin et Cirage, een ernstige blanke knul en zijn vrolijkere zwarte tegenhanger die tussen 1939 en 1941 drie avonturen beleven in Petits Belges. Die verschijnen nadien zowel in het Frans als in het Nederlands (als Wietje en Krol) in albumvorm: ‘Wietje en Krol in Amerika’, ‘Strijd met de gangsters’ en ‘Jonge vleugels’. Waar in het begin de invloed van die andere grote Belgische striptekenaar Hergé en diens Kuifje nog duidelijk merkbaar zijn, ontwikkelt Jijé gaandeweg een geheel eigen, dynamische stijl.
Jijé creëert Blondin et Cirage, een ernstige blanke knul en zijn vrolijkere zwarte tegenhanger die tussen 1939 en 1941 drie avonturen beleven in Petits Belges. Die verschijnen nadien zowel in het Frans als in het Nederlands (als Wietje en Krol) in albumvorm: ‘Wietje en Krol in Amerika’, ‘Strijd met de gangsters’ en ‘Jonge vleugels’. Waar in het begin de invloed van die andere grote Belgische striptekenaar Hergé en diens Kuifje nog duidelijk merkbaar zijn, ontwikkelt Jijé gaandeweg een geheel eigen, dynamische stijl.
Op dat moment heeft Jijé al de overstap gemaakt naar Spirou, waar strips in tegenstelling tot bij Petits Belges van primair belang zijn. Iets waar de monniken later spijt van kregen, zo vertelde Jijé in 1975 aan radiopresentator André Romus: “Ik ben gestopt met Blondie en Blinkie in 1942 omdat men mij heeft afgedankt! Met een postkaartje! Ze schreven me dat de religieuzen vonden dat mijn tekeningen de jeugd slecht beïnvloedden! Twee maand later hebben ze een Eerwaarde Vader gestuurd, geen postkaartje dus die keer, om me te vragen om terug te komen. Hij vertelde me dat de verkoop van Petits Belges gedaald was met vijftig procent.”
Bij Spirou ontfermt Jijé zich over een jonge equipe met onder meer André Franquin, Morris en Will. Om zich te concentreren op zijn biografie van Don Bosco, besteedt Jijé al zijn reeksen uit, waaronder titelreeks Robbedoes en Kwabbernoot aan Franquin. Via Georges Troisfontaines van het World Press agentschap komen Blondin et Cirage in handen van Victor Hubinon. Die tekent tussen november 1947 en februari 1949 een lang titelloos vervolgverhaal dat als ‘Les nouvelles aventures de Blondin et Cirage’ in albumvorm verschijnt.
In 1951 keert Jijé terug uit Mexico en herneemt hij de avonturen van het duo, die deze keer de Nederlandse namen Blondie en Blinkie krijgen, wat dichterbij het Franstalige origineel ligt dan de volkse benaming van Averbode. Jijé stuurt hen naar Mexico, laat hen kennismaken met een blanke neger, stuurt hen op skivakantie (‘Kamiliola’, met een scenario dat hij recupereerde van het verhaal ‘Bloed op de sneeuw’ dat in Spirou liep op het moment van de publicatiestop in de Tweede Wereldoorlog), maakt van hen filmsterren en laat hen het geheim van de vliegende schotels ontsluieren. Met uitzondering van ‘Stilte we draaien!’ verschijnen al deze verhalen in de reeks Jeugdzonden van Dupuis.
In het laatste verhaal, ‘Blondie en Blinkie ontdekken de vliegende schotels’, wil de steenrijke impresario Romeo Camarones de Marsupilami kopen. Blinkie vertelt hem dat hij daarvoor bij de buren moet zijn, bij de heren Robbedoes en Kwabbernoot. Die blijken echter op vakantie in “Rommelgem in Heideland”. Blinkie belt hen op vraag van Romeo op maar Robbedoes wil uiteraard niet van een verkoop van de Marsupilami weten.
Even later krijgt Blinkie een expressbrief van prins Pwa-Kassé, die laat weten een Afrikaanse variant van de Marsupilami ontdekt te hebben. Deze Marsupilamus Africanus heeft in tegenstelling tot zijn Zuid-Amerikaanse soortgenoot geen staart en vreet liever pinda’s van piranha’s. “De Marsupilami was een geweldige uitvinding, maar vervelend door zijn perfectie: een snel, stijlvol, slim dier, kortom een soort Superman uit de jungle”, vertelde Jijé later aan Romus. “Die perfectie irriteerde me, dus heb ik een anti-Marsupilami gemaakt. Zonder staart! En dan nog een veelvraat! We vonden het alletwee wel grappig.”
Franquin kan inderdaad wel lachen met de parodie van zijn vroegere leermeester, die zelf nog Robbedoes en Kwabbernoot had getekend. De jonge stripauteur maakte dan ook zelf de tekeningen met de andere kant van het telefoongesprek, met Robbedoes, de Marsupilami en de graaf van Rommelgem. Franquin was zelfs niet te beroerd om nog een extra knipoogje toe te voegen: Robbedoes is namelijk aan het lezen in een biografie van Baden Powell, en wel de stripversie die Jijé enkele jaren eerder tekende.
Ook de setting klopt overigens helemaal. ‘Blondie en Blinkie ontdekken de vliegende schotels’ begon in het kerstnummer van 1954 van Spirou. In datzelfde nummer staan ook de eerste platen van het nieuwe avontuur van de titelheld, ‘Het schuilhol van het zeemonster’, waarin Robbedoes en Kwabbernoot inderdaad ook op vakantie zijn in Rommelgem. Later duikt ook de Marsupilami terug op nadat hij afwezig was in het voorgaande verhaal, ‘Pas op, Kwabbernoot!’.
In 1954 creëert Jijé met Jerry Spring een western voor Spirou waardoor hij geen tijd meer heeft voor Blondie en Blinkie. Ze keren een allerlaatste keer terug in het tijdschrift in het kortverhaal ‘Le merveilleux Noël de Blondin et Cirage’ van vijf platen voor het kerstnummer van 1963, met gastrollen voor de Kerstman, Jan Kordaat, Buck Danny en de graaf van Rommelgem. Aan zijn collega Derib vertrouwde Jijé echter ooit toe: “Ik heb me goed geamuseerd met Blondie en Blinkie en ik vraag me af wat ik in de realistische strip doe want ik maak het liefst humoristische strips.”
BRONNEN
Meer informatie over de verschijning van Robbedoes in Blondie en Blinkie en de Afrikaanse Marsupilami is te lezen in de Robbedoes-special van de Stripspeciaalzaak.
Jijé’s passage bij Petits Belges staat beschreven in het boek ‘Averbode, een uitgever apart 1877 - 2002’.
De verschijningen van Blondie en Blinkie in Spirou staat gedetailleerd op de website van BD Oubliées.
De gescande platen van ‘Le merveilleux noël de Blondin et Cirage’ komen van de voortreffelijke blog van Pat Rik.