zaterdag 16 augustus 1969
De tweede dag begon rond half twee met Quill, een vijfkoppige band uit Boston die een platencontract had gekregen van Atlantic dankzij hun plaats op Woodstock. Na een regenachtige vrijdag brak de zon miraculeus door vlak voor hun show. Quill speelde vier songs op veertig minuten tijd op een nog doornat podium. Omdat er een probleem was met de synchronisatie van beeld en geluid waren de opnames van hun optreden onbruikbaar. Waarschijnlijk ook mede hierdoor flopte hun debuutalbum.
|
Country Joe McDonald speelde hierna onaangekondigd een soloset, met onder meer zijn ode aan Janis Joplin en zijn grootste hit, I-Feel-Like-I'm-Fixing-To-Die-Rag, een vrolijk anti-Viëtnamlied dat ook bekend stond als de Fish Cheer, naar het vraag-antwoord spelletje dat Joe hield met het publiek aan het begin van de song. Vaak werd echter een ander vierletterwoord gespeld dat eveneens begint met een F, zoals Country Joe ook deed op Woodstock. Ondertussen merkte hij nog op "Listen people, I don't know how you expect to ever stop the war if you can't sing any better than that, there's about 300 000 of you fuckers out there, I want you to start singing!"
Even onaangekondigd als Country Joe McDonald besteeg John B. Sebastian, mede-oprichter van de succesvolle popgroep Lovin' Spoonful, het podium. Hij speelde een erg relaxte set, en niet alleen dankzij de groene kruiden in zijn sigaretten: "By the time I got to Woodstock I remained a pot smoker, but there was a natural high there." Zijn laatste nummer, Younger Generation, droeg hij op aan een van de pasgeboren baby's op het festival. Hij sloot af met de wijze woorden "Just love everybody all around ya and clean up a little garbage on your way out and everything gonna be alright."
Om kwart voor vijf begon de Britse Keef Hartley Band aan zijn set. De band, die een soort jazzrock speelde, was genaamd naar hun drummer, de vervanger van Ringo Starr bij Rory Storm & The Hurricanes. Van hun set is enkel het eerste nummer, Spanish Fly, opgenomen en bewaard gebleven. Volgens sommigen waren ze verplicht op het materiaal van Santana te spelen en dat was een van de redenen dat hun muziek niet aansloeg bij het publiek.
|
Het was de legendarische concertpromotor Bill Graham die de organisatoren van Woodstock overtuigde om Santana te laten spelen, ook al had de band toen nog geen album uit. Die eerste plaat verscheen in augustus 1969 en haalde waarschijnlijk mede dankzij Woodstock de vierde plaats terwijl single Evil Ways de top tien haalde (nadat Jingo geflopt was).
Santana speelde op twee nummers na integraal zijn debuutplaat, waarbij het elf minuten lange Soul Sacrifice als een van de hoogtepunten van het festival wordt beschouwd. De sterk ritmische latin rock van de zeskoppige band, geleid door meestergitarist Carlos Santana, raakte de juiste snaar bij het op feesten en dansen beluste publiek.
|
De Incredible String Band, een Schotse akoestische band bestaande uit twee koppels die psychedelische folk speelden, had de vorige dag geweigerd op te treden in de gietende regen (hun plaats was ingenomen door Melanie) en verscheen nu dus op de meer rock georiënteerde zaterdag, tussen Santana en Canned Heat.
|
Hoewel ze net enkele tamelijk succesvolle albums hadden uitgebracht, speelden ze alleen nieuwe nummers. Dit, in combinatie met hun weigering, betekende dat ze niet voorkwamen in de documentaire en op de soundtrackplaten.
De boogierockers van Canned Heat arriveerden per helikopter op de festivalsite en voorzagen Woodstock van een officieuze titelsong met Going Up The Country, hoewel de liveversie van de song zelf niet te zien is in de documentaire. Even beroemd zijn waarschijnlijk Woodstock Boogie, een bijna dertig minuten durende versie van Fried Hockey Boogie, en On The Road Again, hun grootste hit.
|
Tijdens A Change Is Gonna Come klom een fan het podium op. In plaats van hem er af te trappen (zie The Who de volgende dag) deelde zanger Bob Hite een sigaret met hem. Het was overigens nog maar het derde optreden van Canned Heat met hun nieuwe gitarist Harvey Mandel.
Het vierde optreden van Mountain, een bluesrockkwartet geïnspireerd door Cream (wat bewezen werd door hun cover van Theme For An Imaginery Western) met onder meer gitarist Leslie West en bassist Felix Pappalardi, vond plaats tijdens het tot dan toe grootste rockfestival ooit. Bekendste werk van hen is waarschijnlijk de bluesklassieker Stormy Monday, eigen compositie For Yasgur's Farm en de legendarische gitaarsolo van West na Dreams Of Milk And Honey.
|
De Grateful Dead leek, met hun lange groovende improvisaties en hun hippie-ethos, de perfecte band voor Woodstock. Helaas zorgden problemen met hun materiaal en met de elektriciteit, de weersomstandigheden en - vooral - erg veel drugs voor een teleurstellend optreden met maar vijf nummers op ongeveer anderhalf uur tijd. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat de muziek van de band niet voorkomt op de eerste twee soundtrackalbums.
|
Creedence Clearwater Revival kon door het lange optreden van de Grateful Dead pas om half een 's nachts het podium op. Met een strakke set met het beste uit hun eerste drie albums zorgden ze voor het nog wakkere deel van het publiek wel voor een nieuw hoogtepunt van het festival. Green River, Bad Moon Rising en Proud Mary werden door John Fogerty up tempo gespeeld zonder veel improvisatie en de rest van de band volgde hem.
|
Keep On Chooglin' duurde langer dan negen minuten, gevolgd door hun enige bis, een tien minuten durende versie van Suzie Q. Toch verschenen geen van deze CCR-songs tijdens de film of op de platen omdat Fogerty de prestatie van de band niet goed genoeg vond. Bassist Stu Cook was het daar niet mee eens: "The performances are classic CCR and I'm still amazed by the number of people who don't even know we were one of the headliners at Woodstock '69".
Janis Joplin en haar nieuwe begeleidingsgroep, de Kozmic Blues Band, waren al tien uur ter plaatse toen ze zaterdagnacht om twee uur mochten beginnen. Joplin had het lange wachten gedood met drank en heroïne. Haar set bestond uit een mengeling van nummers uit haar eerste soloplaat, I Got Dem Ol' Kozmic Blues Again Mama!, en covers van onder andere Eddie Floyd en George Gershwin. Vooral de laatste drie songs maakten indruk: Work Me, Lord, Piece Of My Heart en Ball And Chain.
|
De funkpioniers van Sly & The Family Stone, een band met een ongewone samenstelling van zowel blanke als zwarte en zowel mannelijke als vrouwelijke muzikanten, speelden op Woodstock om half vier 's nachts een van hun beste optredens ooit. Hun songs kwamen voornamelijk uit hun recente hitalbum Stand!, met hoogtepunten zoals Everyday People, Dance To The Music en I Want To Take You Higher.
|
Gezien het late / vroege aanvangstuur van hun optreden en het feit dat ze live hun rockopera Tommy speelden, is de prestatie van The Who op Woodstock fenomenaal te noemen. Het verhaal van de dove, stomme en blinde pinball wizard die een guru wordt, bereikte zijn hoogtepunt met See Me, Feel Me rond zes uur 's ochtends, net op het moment dat de eerste zonnestralen op het podium vielen. Na nog enkele covers (Summertime Blues, Shakin' All Over) en hun oude hit My Generation sloeg Pete Townshend zijn gitaar stuk om half zeven, het teken dat de show definitief voorbij was.
|
Het Abbie Hoffman incident vond plaats tijdens het optreden van The Who toen iemand uit het publiek het podium op geraakte en in de microfoon begon te roepen "I think this is a pile of shit! While John Sinclair rots in prison..." Sinclair was de manager van de Detroitse rockgroep MC5 en veroordeeld tot negen jaar wegens bezit van cannabis. Hierop werd Townshend kwaad en terwijl hij "Fuck off! Fuck off my stage!" riep, sloeg hij Hoffman met zijn gitaar.
"Alright friends, you have seen the heavy groups, now you'll see morning maniac music, believe me, yeah..." Zo opende zangeres Grace Slick op zondagochtend om acht uur het optreden van Jefferson Airplane, de headliners van zaterdag. Speciaal voor de gelegenheid speelde de Britse sessietoetsenist Nicky Hopkins mee met de band. De setlist bestond voornamelijk uit materiaal van hun succesvolle Surrealistic Pillow plaat, zoals het stevige Somebody To Love, de LSD-versie van Alice in Wonderland, White Rabbit, en een nummer over de liefde voor de TV, Plastic Fantastic Lover, en van de nog te verschijnen Volunteers plaat, waarvan de titeltrack een van de Woodstock-hymnes werd. Daarnaast speelden ze, net als CSNY de volgende dag, Wooden Ships - maar dan in een epische, meer dan twintig minuten durende versie.
"Alright friends, you have seen the heavy groups, now you'll see morning maniac music, believe me, yeah..." Zo opende zangeres Grace Slick op zondagochtend om acht uur het optreden van Jefferson Airplane, de headliners van zaterdag. Speciaal voor de gelegenheid speelde de Britse sessietoetsenist Nicky Hopkins mee met de band. De setlist bestond voornamelijk uit materiaal van hun succesvolle Surrealistic Pillow plaat, zoals het stevige Somebody To Love, de LSD-versie van Alice in Wonderland, White Rabbit, en een nummer over de liefde voor de TV, Plastic Fantastic Lover, en van de nog te verschijnen Volunteers plaat, waarvan de titeltrack een van de Woodstock-hymnes werd. Daarnaast speelden ze, net als CSNY de volgende dag, Wooden Ships - maar dan in een epische, meer dan twintig minuten durende versie.
Een dag na hun optreden op Woodstock verscheen Jefferson Airplane samen met David Crosby en Stephen Stills in de Dick Cavett Show. In 1992 blikte zanger/gitarist Paul Kantner met plezier terug op Woodstock, terwijl Grace Slick en drummer Spencer Dryden er minder rooskleurige herinneringen aan over hielden.
Na de set van Jefferson Airplane gaf Max Yasgur een speech waarin hij zijn bewondering voor het publiek uitdrukte.