Will Eisner, van The Spirit tot de grafische roman
“De Amerikaanse tekenaar Will Eisner (1917 -
2005) is een monument.” Zo opende ooit een Beginner’s Guide To in de kolommen
van dit blad. Dat monument heeft nu - eindelijk - een eigen expositie gekregen
in het Belgisch Stripcentrum. Stripgids ging kijken en zag dat het goed was.
Will Eisner (1917 - 2005) publiceert zijn eerste strips in Wow, What a Magazine! en richt hierna samen met zijn collega Samuel ‘Jerry’ Iger een eigen studio op, die de pas ontstane en erg populaire comic books van vulling voorziet. Hierna gaat Eisner in op het aanbod van Everett ‘Busy’ Arnold om een wekelijkse krantenbijlage van zestien pagina’s te maken. De stripmaker creëert hiervoor drie nieuwe strips, waarvan hij Mr. Mystic en Lady Luck al snel doorgeeft aan medewerkers.
Voor zijn eigen nieuwe reeks wil Eisner als hoofdpersonage een detective, Arnold wil een superheld. Het compromis is The Spirit, pseudoniem van Denny Colt, een speurneus die in de eerste aflevering overlijdt door toedoen van zijn aartsvijand Dr. Cobra. Later blijkt dat hij slechts in een coma verzeilde. Met een oogmasker en een paar handschoenen aan verandert Colt in The Spirit, zodat hij buiten de wet om de misdaad kan bestrijden. Alleen commissaris Dolan, diens knappe dochter Ellen (die steeds wel erg bezorgd is om The Spirit) en Dennys assistent Ebony White zijn op de hoogte van zijn ware identiteit.
Eisner tekent de verhalen van The Spirit, die eerst acht en later zeven pagina’s lang waren, van 1940 tot 1952, met uitzondering van de periode tussen mei 1942 en eind 1945, wanneer hij dienst doet in het Amerikaanse leger. Het succes en de invloed van de reeks zijn het resultaat van Eisners eigen filmische tekenstijl, met de kenmerkende expressieve schaduw- én knokpartijen, van de humor die hij in zijn verhalen stak en van de donkere decors van het fictieve Central City.
Ook niet onbelangrijk was de memorabele splash page, de paginagrote inleiding van het verhaal waarop steeds de naam van de reeks op kunstige wijze staat afgebeeld. Vaak was dat in grauwe bakstenen en net zo’n bijna letterlijk levensgroot logo bakent ook het gedeelte van de expo af waarin de originele platen van The Spirit zich bevinden. Die staan overigens mooi opgesteld op borden - alleen jammer dat het zo wel moeilijk wordt om de complete verhalen te lezen.
Terwijl de tentoonstelling een rondleiding belooft “van The Spirit tot de grafische roman”, wordt er slechts heel kort stil gestaan bij de educatieve strips en illustraties die Eisner tussen beide maakte. Aan deze twintigjarige episode uit de carrière van de tekenaar wordt enkel een muur besteed met afdrukken van de covers van militaire tijdschriften zoals P*S, The Preventive Maintenance Monthly.
Dit wordt echter ruimschoots goedgemaakt door het tweede deel van de tentoonstelling. Of hij het nu zo gewild heeft of niet, de naam van Will Eisner zal voor eeuwig in de stripannalen staan door zijn uitvinding van de term ‘graphic novel’ of ‘grafische roman’. Dankzij herdrukken van The Spirit en zijn lucratieve, stabiele baan, dankzij de striplezingen en -lessen die hij geeft en waarbij hij ook zichzelf in vraag stelt en dankzij de invloed van de underground comics, durft de tekenaar zich wagen aan een nieuwe vertelstijl.
In A contract with God blikt Eisner met een zwaarmoedige en zwaar ironische blik terug op zijn jeugd in een arme New Yorkse wijk. Het levert vier miniatuurportretjes op die later deel blijken uit te maken van een groter oeuvre, op eenzelfde manier zoals de geportretteerde levens van de personages deel uit maken van de grootstad, die Eisner in al zijn rauwheid neerpent.
Tussen 1978 en zijn dood in 2005 publiceert Eisner een twintigtal grafische romans, met twee grote onderwerpen, vaak door elkaar verstrengeld: de joodse gemeenschap en het leven in de grootstad. Bekend zijn onder andere New York: Life in the Big City (waarvan een prachtig geschilderde cover te bewonderen valt), Dropsie Avenue en The Dreamer, een autobiografisch verhaal over de beginjaren van de Amerikaanse comics, waarvan nagenoeg alle originele platen op de tentoonstelling hangen.
Ook de inkleding van dit deel van de expo is erg leuk: in vitrinekasten liggen onder meer originele uitgaves, tijdschriften en modelautootjes en boven de platen staan schoorstenen en dakgebouwen, alsof je aan het uitkijken bent over de skyline van de steden en decors die Eisner zo graag en zo goed in beeld bracht.
Dat de liefhebbers lang hebben moeten wachten op een Eisner-expo, zullen ze waarschijnlijk minder erg vinden nadat ze de tentoonstelling zelf bezocht hebben. Iets meer specifieke tekst en uitleg had af en toe gemogen maar het verdient alle respect dat curator Paul Herman, met de hulp van stripwinkeluitbater Peter Janda, er in geslaagd is een dergelijke grote collectie originele platen (wij telden er meer dan honderdvijftig) van een absolute grootmeester van het twintigste-eeuwse stripverhaal te verzamelen.
Will Eisner, van The Spirit tot de grafische
roman, nog tot en met 2 maart 2014 in het Belgisch Stripcentrum.
Meer info op www.stripmuseum.be. Dit stuk verscheen eerder in Stripgids 36.
Meer info op www.stripmuseum.be. Dit stuk verscheen eerder in Stripgids 36.