Willy Vandersteen en Robbedoes in het BCB
Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de Vlaamse tekenaar Willy Vandersteen en de vijfenzeventigste van de Waalse stripheld Robbedoes lopen er momenteel twee tijdelijke tentoonstellingen in het Belgische Stripcentrum in de Zandstraat in Brussel. Wij gingen ze alvast voor u bekijken.
Willy Vandersteen vertelt
“Ik heb mezelf altijd meer beschouwd als verteller dan als
tekenaar. Ik vertel eerst graag een verhaal, of ik schrijf het op, voordat ik
het ga tekenen.” Dit citaat, beste lezers, is het enige wat wij hebben kunnen
ontdekken in ‘Willy Vandersteen vertelt’ dat verwijst naar het opzet van deze
tentoonstelling. Hendrik Conscience, volksliteratuur, literair genre… Wanneer
er gezwaaid wordt met dergelijke termen, verwachten wij een expo die de banden
zoekt tussen Vandersteens oeuvre en de boeken waar hij zo gretig uit putte.
Wat we in ruil nog tot en met 1 september in het Belgisch Stripcentrum krijgen voorgeschoteld, is een meer dan aardig carrière overzicht van de man die door Hergé de Breughel van het beeldverhaal werd genoemd. Erg geinig is het begin: je stapt door de teletijdmachine binnen in de tentoonstelling en wordt als het ware teruggeflitst naar het prille begin van Vandersteens loopbaan.
Een lange tijdlijn met daarop alle reeksen die de meester ooit verzon, begeleidt ons door het leven van Vandersteen aan de hand van zijn stripverhalen. Erg vertederend zijn zijn vroege albums met De avonturen van Piwo het houten paard, waarvan vijf exemplaren tentoon gesteld staan.
Zelfs quizzers die niet aan tafel zeven mogen meespelen, kunnen ongetwijfeld uit het blote hoofd vijf reeksen die Vandersteen creëerde, opsommen. De meeste zijn ook vertegenwoordigd, van erg bekend (Suske en Wiske natuurlijk, de Rode Ridder, Bessie) tot bijna onbekend (De avonturen van Judi, Het plezante circus, De familie Snoek). Toch misten wij er enkele - Merho kreeg toch zijn eerste kans als tekenaar van Pats/Tits en ook de bewerkingen van Karl May en Biggles hadden niet misstaan.
Van elke reeks worden kort de hoofdlijnen geschetst, aangevuld met originele platen en albums - veel albums. Ergens lazen wij dat Vandersteen verantwoordelijk was voor zo’n 1800 striptitels, goed voor bijna honderd kilometer leesvoer. Wij schatten dat ongeveer een kilometer daarvan op deze tentoonstelling vertegenwoordigd is.
De eyecatchers zijn de originele stripplaten, vaak knap getekend, met in het begin nog het Antwerps dialect er door. We leren onder andere dat Vandersteen ergens tussen De zwarte madam en De koning drinkt (beide uitgeleend door stripverzamelaar Hans Matla) overschakelde van A4 naar een groter tekenformaat en dat de platen van De geuzen eigenlijk op hun mooist waren voor ze geïnkt werden.
Het zijn de tien albums uit die laatste reeks die duidelijk bewijzen dat wanneer Vandersteen zijn hart en ziel in een serie kon leggen, dat er dan pareltjes ontstonden. Maar dan hebben we het niet alleen over de verhalen die hij vertelde (in dat geval waren die trouwens ook geïnspireerd door een literair voorbeeld, namelijk Tijl Uilenspiegel van Charles De Coster) maar ook over zijn tekeningen, iets waar we bij deze tentoonstelling ondanks de titel meer van onder de indruk waren.
Wat we in ruil nog tot en met 1 september in het Belgisch Stripcentrum krijgen voorgeschoteld, is een meer dan aardig carrière overzicht van de man die door Hergé de Breughel van het beeldverhaal werd genoemd. Erg geinig is het begin: je stapt door de teletijdmachine binnen in de tentoonstelling en wordt als het ware teruggeflitst naar het prille begin van Vandersteens loopbaan.
Een lange tijdlijn met daarop alle reeksen die de meester ooit verzon, begeleidt ons door het leven van Vandersteen aan de hand van zijn stripverhalen. Erg vertederend zijn zijn vroege albums met De avonturen van Piwo het houten paard, waarvan vijf exemplaren tentoon gesteld staan.
Zelfs quizzers die niet aan tafel zeven mogen meespelen, kunnen ongetwijfeld uit het blote hoofd vijf reeksen die Vandersteen creëerde, opsommen. De meeste zijn ook vertegenwoordigd, van erg bekend (Suske en Wiske natuurlijk, de Rode Ridder, Bessie) tot bijna onbekend (De avonturen van Judi, Het plezante circus, De familie Snoek). Toch misten wij er enkele - Merho kreeg toch zijn eerste kans als tekenaar van Pats/Tits en ook de bewerkingen van Karl May en Biggles hadden niet misstaan.
Van elke reeks worden kort de hoofdlijnen geschetst, aangevuld met originele platen en albums - veel albums. Ergens lazen wij dat Vandersteen verantwoordelijk was voor zo’n 1800 striptitels, goed voor bijna honderd kilometer leesvoer. Wij schatten dat ongeveer een kilometer daarvan op deze tentoonstelling vertegenwoordigd is.
De eyecatchers zijn de originele stripplaten, vaak knap getekend, met in het begin nog het Antwerps dialect er door. We leren onder andere dat Vandersteen ergens tussen De zwarte madam en De koning drinkt (beide uitgeleend door stripverzamelaar Hans Matla) overschakelde van A4 naar een groter tekenformaat en dat de platen van De geuzen eigenlijk op hun mooist waren voor ze geïnkt werden.
Het zijn de tien albums uit die laatste reeks die duidelijk bewijzen dat wanneer Vandersteen zijn hart en ziel in een serie kon leggen, dat er dan pareltjes ontstonden. Maar dan hebben we het niet alleen over de verhalen die hij vertelde (in dat geval waren die trouwens ook geïnspireerd door een literair voorbeeld, namelijk Tijl Uilenspiegel van Charles De Coster) maar ook over zijn tekeningen, iets waar we bij deze tentoonstelling ondanks de titel meer van onder de indruk waren.
Robbedoes van hand tot hand
Monsieur Papillon is wanhopig op zoek naar een liftbediende
voor zijn Moustic hotel. Dus roept hij de hulp in van een schilder. Die tekent
een liftjongen in een knalrood pak en besprenkelt hem met levenswater. En zo
stapt Spirou van het schildersdoek de stripgeschiedenis in.
Dat gebeurde op het voorblad van het eerste nummer van Spirou, een nieuw tijdschrift van Jean Dupuis dat voor het eerst verscheen op 21 april 1938. Om de vijfenzeventigste verjaardag van het ondertussen beroemde strippersonage te vieren, loopt nog tot 6 oktober de tentoonstelling ‘Robbedoes van hand tot hand’ in het Belgisch Stripcentrum.
De tentoonstelling schetst de levensloop van Robbedoes aan de hand van de verschillende tekenaars (in totaal meer dan twintig) die zich over hem ontfermd hebben. Robbedoes is namelijk een van de zeldzame Europese stripfiguren die eigendom zijn van de uitgeverij en niet van een tekenaar. Daardoor kon hij gedurende drie kwart eeuw zo van tekenstijl en dus uiterlijk veranderen.
Uiteraard wordt er begonnen met schepper Rob-Vel en diens vrouw Blanche Dumoulin, die samen met schilder Luf Lafnet werkte onder het pseudoniem Davine. De karikaturale stijl en de grafische experimenten van Jijé, de creaties en de uitbundige, gedetailleerde pennentrekken van Franquin, het poëtische van Fournier, nieuwe duo’s zoals Broca en Cauvin, Tome en Janry en Morvan en Munuera, allemaal passeren ze de revue.
Blikvangers zijn uiteraard de originele stripplaten - niet alleen van Franquin (daar stonden we enkele jaren geleden al van versteld in Autoworld in Brussel) maar ook van Chaland en Janry, waarbij vooral het afgebroken verhaal Robbedoes in Cuba er erg mooi uitzag.
Via tekstpanelen en uitvergrootte tekeningen wordt extra toelichting gegeven bij elke nieuwe hand die Robbedoes vorm gaf. Daarbij vernamen zelfs wij, nochtans doorwinterde experts, nieuwe trivia - of wist u wel dat Kwabbernoot eigenlijk een pseudoniem was van hoofdredacteur Jean Doisy, dat er een manga bestaat waarin de adolescentie van Robbedoes uit de doeken wordt gedaan of dat Ijzeren Harten van Yves Chaland van begin af bedoeld was als een album buiten reeks?
Daarmee liep het voor op ‘Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot door…’, een reeks one-shots waarin onder andere Frank, Émile Bravo en Olivier Schwartz de liftbediende onder handen namen. Zij vormen het eindpunt van de tentoonstelling, samen met een hoekje waarin we een glimp krijgen van de toekomstige avonturen van Robbedoes. Zo gaan zowel Hardy en Zidrou als Feroumont op zoek naar de vrouwen in het leven van de bellboy en halen Frank en Zidrou Noë, de dierentemmer uit Bravo Brothers, van onder het stof.
Minpunten? We leven in een tweetalig land maar het stripmuseum helt toch duidelijk over naar het zuiden. Dat begint al in de museumshop beneden, waar enkel een klein, rommelig hoekje voorbehouden is voor Nederlandstalig werk. Nochtans, waar de vertalingen in de vaste expo vaak schabouwelijk zijn, is er meer aandacht aan besteed bij de Robbedoes tentoonstelling. En toch: “Tome et Janry se caricaturent à gauche de l’image ci-dessus” bijvoorbeeld wordt vertaald als “Tome en Janry tekenen een karikatuur van zichzelf, links naast het beeld hieronder” in plaats van “links in het beeld hierboven”.
Thuisgekomen van Brussel trokken wij nog eens Pas op, Kwabbernoot! en Als in een droom uit onze boekenkast. Een tentoonstelling die aanzet tot lezen - mission accompplished, durven wij dan denken.
Willy Vandersteen vertelt, In het kader van de honderdste verjaardag van Willy Vandersteen, nog tot en met 1 september in het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal.
Robbedoes van hand tot hand, Naar aanleiding van de 75ste verjaardag van Robbedoes, nog tot en met 6 oktober in het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal.
Meer informatie op www.stripmuseum.be.
Dat gebeurde op het voorblad van het eerste nummer van Spirou, een nieuw tijdschrift van Jean Dupuis dat voor het eerst verscheen op 21 april 1938. Om de vijfenzeventigste verjaardag van het ondertussen beroemde strippersonage te vieren, loopt nog tot 6 oktober de tentoonstelling ‘Robbedoes van hand tot hand’ in het Belgisch Stripcentrum.
De tentoonstelling schetst de levensloop van Robbedoes aan de hand van de verschillende tekenaars (in totaal meer dan twintig) die zich over hem ontfermd hebben. Robbedoes is namelijk een van de zeldzame Europese stripfiguren die eigendom zijn van de uitgeverij en niet van een tekenaar. Daardoor kon hij gedurende drie kwart eeuw zo van tekenstijl en dus uiterlijk veranderen.
Uiteraard wordt er begonnen met schepper Rob-Vel en diens vrouw Blanche Dumoulin, die samen met schilder Luf Lafnet werkte onder het pseudoniem Davine. De karikaturale stijl en de grafische experimenten van Jijé, de creaties en de uitbundige, gedetailleerde pennentrekken van Franquin, het poëtische van Fournier, nieuwe duo’s zoals Broca en Cauvin, Tome en Janry en Morvan en Munuera, allemaal passeren ze de revue.
Blikvangers zijn uiteraard de originele stripplaten - niet alleen van Franquin (daar stonden we enkele jaren geleden al van versteld in Autoworld in Brussel) maar ook van Chaland en Janry, waarbij vooral het afgebroken verhaal Robbedoes in Cuba er erg mooi uitzag.
Via tekstpanelen en uitvergrootte tekeningen wordt extra toelichting gegeven bij elke nieuwe hand die Robbedoes vorm gaf. Daarbij vernamen zelfs wij, nochtans doorwinterde experts, nieuwe trivia - of wist u wel dat Kwabbernoot eigenlijk een pseudoniem was van hoofdredacteur Jean Doisy, dat er een manga bestaat waarin de adolescentie van Robbedoes uit de doeken wordt gedaan of dat Ijzeren Harten van Yves Chaland van begin af bedoeld was als een album buiten reeks?
Daarmee liep het voor op ‘Een verhaal van Robbedoes en Kwabbernoot door…’, een reeks one-shots waarin onder andere Frank, Émile Bravo en Olivier Schwartz de liftbediende onder handen namen. Zij vormen het eindpunt van de tentoonstelling, samen met een hoekje waarin we een glimp krijgen van de toekomstige avonturen van Robbedoes. Zo gaan zowel Hardy en Zidrou als Feroumont op zoek naar de vrouwen in het leven van de bellboy en halen Frank en Zidrou Noë, de dierentemmer uit Bravo Brothers, van onder het stof.
Minpunten? We leven in een tweetalig land maar het stripmuseum helt toch duidelijk over naar het zuiden. Dat begint al in de museumshop beneden, waar enkel een klein, rommelig hoekje voorbehouden is voor Nederlandstalig werk. Nochtans, waar de vertalingen in de vaste expo vaak schabouwelijk zijn, is er meer aandacht aan besteed bij de Robbedoes tentoonstelling. En toch: “Tome et Janry se caricaturent à gauche de l’image ci-dessus” bijvoorbeeld wordt vertaald als “Tome en Janry tekenen een karikatuur van zichzelf, links naast het beeld hieronder” in plaats van “links in het beeld hierboven”.
Thuisgekomen van Brussel trokken wij nog eens Pas op, Kwabbernoot! en Als in een droom uit onze boekenkast. Een tentoonstelling die aanzet tot lezen - mission accompplished, durven wij dan denken.
Willy Vandersteen vertelt, In het kader van de honderdste verjaardag van Willy Vandersteen, nog tot en met 1 september in het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal.
Robbedoes van hand tot hand, Naar aanleiding van de 75ste verjaardag van Robbedoes, nog tot en met 6 oktober in het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal.
Meer informatie op www.stripmuseum.be.