Hergé & Picasso
Na een jaar experimenteren geeft Hergé het schilderen toch op. “Hij heeft altijd gezegd dat hij al zijn werken vernietigd had. Dat bleek niet zo te zijn. Uiteindelijk zijn er veertig bewaard. Fanny, zijn weduwe, heeft op zolder al zijn schilderijen teruggevonden, vakkundig ingepakt. Bovendien waren Fanny en Hergé twee keer verhuisd sinds hij ze gemaakt had - hij nam ze dus mee. Dat wil zeggen dat hij ze helemaal niet wilde vernietigen. Hij vond ze dus toch interessant. Er zijn twee schilderijen die hij indertijd voor twee andere kunstwerken geruild had met een Brusselse galeriehouder. Die man heeft hem zelfs zo ver gekregen om de doeken te signeren met Hergé, en dus niet met Georges Remi. Al de andere schilderijen zijn niet gesigneerd. Hij nummerde zijn doeken wel.”
Het is rond deze tijd dat de pauzes tussen twee albums van Kuifje steeds langer gaan duren. Tussen 1945 en 1955 verschijnen vijf albums, tussen 1956 en 1976 slechts ééntje meer. In die latere albums duiken wel enkele duidelijke verwijzingen op naar de schilderkunsten.
Het is rond deze tijd dat de pauzes tussen twee albums van Kuifje steeds langer gaan duren. Tussen 1945 en 1955 verschijnen vijf albums, tussen 1956 en 1976 slechts ééntje meer. In die latere albums duiken wel enkele duidelijke verwijzingen op naar de schilderkunsten.
In ‘Cokes in voorraad’ (1958) blijkt het doek ‘Le canal du Loing’ uit 1892 van de Britse impressionist Alfred Sisley (1839 - 1899) in de inkomhal van Molensloot te hangen. Enkele bladzijdes verder zien we een aantal abstracte schilderijnen in de lobby van het Excelsior, waar generaal Alcazar en Dawson met elkaar in gesprek zijn. Na een heleboel omzwervingen belanden Kuifje, Haddock en Szut op het jacht van de Markies di Gorgonzola. Die heeft enkele abstracte kunstwerken aan de muur van zijn kajuit hangen die doen denken aan Picasso en die allicht blijk moeten geven van zowel zijn excquise smaak als zijn onmetelijke rijkdom.
Na ‘Kuifje in Tibet’ en ‘De juwelen van Bianca Castafiore’ verschijnt in 1968 ‘Vlucht 714’. Kuifje, Haddock en Zonnebloem maken op de luchthaven van Jakarta dankzij Szut kennis met de excentrieke miljardair Laszlo Carreidas. Die biedt vanop het tarmac nog snel op enkele kunststukjes.
Hoewel ‘Kuifje en de Picaro’s’ (1976) het laatste voltooide avontuur van de gekuifde held is, verscheen tien jaar later wat Hergé tot dan al gemaakt had voor ‘Kuifje en de Alfa-kunst’. De stripauteur had besloten om zijn voorliefde voor avant-garde in een verhaal rond kunsvervalsing te verwerken. Aan het einde van het album ontdekt Kuifje in een villa op het eiland Ischia kopieën van Modigliani, Léger, Renoir, Picasso, Gauguin en Monet. Hij wordt echter betrapt en omdat hij teveel weet, zal hij zelf tot een kunstwerk omgevormd worden. Hoe het verder afloopt, blijft allicht voor altijd een mysterie…
Net zoals in de Belgische versies prijken op de blauwe schutbladen van de Franse uitgaves van de avonturen van Kuifje portretten van de hoofdrolspelers. In de Franse versie heeft één van de schilderijtjes echter een nogal modernistische look. Enkele typische attributen - een fles, een schip in de achtergrond, een anker - doen toch weinig twijfel bestaan over het feit dat hier kapitein Haddock wordt afgebeeld. Dat wordt nog versterkt door de ronde mond, die onwillekeurig doet denken aan het afgodsbeeld dat inboorlingen maakten van kapitein François Haddoque, een voorvader van de kapitein die op een onbewoond eiland terecht kwam.