Hergé & Picasso
In november 2007 publiceert Philippe Godin, voormalig secretaris-generaal van de Studios Hergé en huidig voorzitter van de fanclub Les amis de Hergé, zijn geïllustreerde Hergé-biografie ‘Levenslijnen’, een monumentaal werk van ruim duizend bladzijden. Hij vertelt daarin op pagina 213 dat Hergé begin 1936 thuis bezoek krijgt van Pierre Sterckx, een oudere tekenaar met wie hij kort samenwerkte onder de naam Atelier de la Fleur de Lys. Die drukte zijn bewondering uit voor twee lithografieën die aan de muur hangen bij zijn jonge collega. Ze zijn ook te zien op de foto hieronder waarop Hergé in gesprek is met het bevriende echtpaar Arnold en Susan Tchiao in zijn huis aan het Meiplein in Sint-Lambrechts-Woluwe in 1937.
De rechtse is allicht het herkenbaarst en is van de hand van de Vlaamse landschapsschilder Valerius De Saedeleer (1867 - 1941). Het origineel heet ‘Volle winter / En plein hiver’ en werd gemaakt in 1922. Wat Hergé had hangen is echter waarschijnlijk de kleurengravure ‘Les grands arbres’, een kopie / interpretatie door de Brusselse kunstschilder, etser en lithograaf Armand Apol (1879 - 1950) die in 1930 in een oplage van 250 exemplaren verscheen.
Het origineel van De Saedeleer werd overigens in maart 1942 te koop aangeboden voor 35 000 francs bij een veiling in het Paleis voor Schone Kunsten. Het werd toen wegens gebrek aan interesse terug-getrokken. Vijfenzestig jaar later, in juni 2007, wisselde het bij Christie’s voor het bedrag van 120 000 euro van eigenaar.
Niet alleen Hergé maar ook Kuifje is fan van ‘Volle winter’ dan wel ‘Les grands arbres’. In de zwart-wit versie van ‘Het gebroken oor’ breekt Ramon Bada in in het appartement van Kuifje, op zoek naar het fameuze beeldje. Op het moment dat hij betrapt wordt door Kuifje, zien we in een hoek van de kamer het doek hangen, makkelijk herkenbaar dankzij het zogenaamd ‘japonniserende’ effect, waarbij de voorgrond doorbroken wordt door de bomen.
Links in de schaduwen bij Hergé thuis zien we echter nog een andere litho hangen. Het is een ets die genummerd is (97/100) en die Hergé in 1934 gekocht had voor zeshonderd frank. Deze reproductie van het doek ‘Mère et enfant1’ uit 1921/22 is een van de vele ‘maternités’ of ‘schilderijen met moeder en haar kind(eren)’ die Pablo Picasso maakte. Op deze pagina alleen staan er al meer dan dertig, gaande van erg realistisch tot erg abstract.
Hergé zou zijn leven lang een sterke affiniteit vertonen voor het schilderen. Hij bleef kunst verzamelen en bewonderde naast klassieke meesters zoals Bosch en Breughel ook hedendaagse artiesten zoals Warhol en Miro. Via Marcel Stal, galerijhouder van de Brusselse Gallerie Carrefour, komt hij in contact met kunstenaars, critici en verzamelaars en begint hij werken te kopen van onder meer Fontana en Poliakoff. In 1962 gaat Hergé zelf aan de slag als zondagsschilder - letterlijk, want hij krijgt elke zondag privéles van de door hem bewonderde Louis Van Lint, lid van de groep La Jeune Peinture Belge en een van de meest gerespecteerde Belgische abstracte schilders.
“Die periode heeft ongeveer twee jaar geduurd, met 1963 als scharnierjaar”, vertelde Goddin aan De Standaard. “In tegenstelling tot veel striptekenaars die beginnen te schilderen, was er geen enkele band tussen zijn stripwerk en zijn schilderijen, Hergé ging resoluut voor de abstractie in zijn schilderijen. Hij worstelde duidelijk met problemen die eigen zijn aan schilderkunst: spanning, evenwicht, kleur, reliëf, dynamiek. Opvallend daarbij is dat zijn schilderijen heel uiteenlopend van stijl zijn. Sommige liggen in de lijn van het werk van Serge Poliakoff of Paul Klee, andere liggen dichter bij dat van Joan Miró. Hij stond duidelijk onder invloed van de schilderkunst die begin jaren zestig in de mode was.”