Rijkevorselaars Yaack en Wegé over hun stripcarrières
De Veusselse Vertellers
De ene schreef onder andere meer dan vierhonderd scenario’s voor verschillende reeksen van Willy Vandersteen. De albums van de andere verschenen bij een uitgeverij die ook werk van Reiser, Wolinski en Pirana publiceerde. Ondertussen wonen ze meer dan dertig jaar in hetzelfde dorp en werken ze nog steeds voor het plaatselijke volksblad. Een gesprek met Yaack en Wegé.
Yaack (pseudoniem van Jacques Bakker, °1942) en Wegé (pseudoniem van Willy Geets, °1954) komen samen met de auto aan bij het huiskamercafé waar we hebben afgesproken. De scenarist en de tekenaar wonen op een paar minuten rijden van elkaar in Rijkevorsel (‘Veussel’ voor de locals), in het noorden van de Antwerpse Kempen. De heren blijken zich terdege voorbereid te hebben voor het interview. Ze hebben speciaal voor de gelegenheid een overzicht gemaakt van al hun stripreeksen en waar en wanneer die verschenen zijn. Tijdens het gesprek halen ze regelmatig een voorbeeld van wat ze vertellen uit een schrijfmap of een tekenfarde. En ook wanneer we ze vragen naar hun vroegste stripherinneringen, hoeven ze niet diep te graven.
“Als kleine bengel ging mijn aandacht natuurlijk vooral naar de prentjes, die kon ik eindeloos herbekijken”, steekt Yaack van wal. “Dat was eigenlijk nog zo toen ik al kon lezen - ik was een trage lezer en hield er van dat ik bij strips kon terugkijken hoe alles juist in elkaar zat.” Als geboren Antwerpenaar zit Yaack nietsvermoedend midden in de Antwerpse stripscene: “Mijn eerste album was Suske en Wiske op het Eiland Amoras, mijn overbuurjongen had Rikki en Wiske in Chocowakije en bij de andere buren kon ik de strips uit Gazet van Antwerpen en De Kleine Zondagsvriend lezen. Ik was fan van Tarzan en ook de geïllustreerde verhalen van Jean Ray (ook bekend als John Flanders, nvda) vielen bij mij in de smaak. Mijn broer kreeg elke keer met nieuwjaar een nieuw boek van Kuifje. Maar dat was het dan ook wel zo ongeveer.”
Yaack (pseudoniem van Jacques Bakker, °1942) en Wegé (pseudoniem van Willy Geets, °1954) komen samen met de auto aan bij het huiskamercafé waar we hebben afgesproken. De scenarist en de tekenaar wonen op een paar minuten rijden van elkaar in Rijkevorsel (‘Veussel’ voor de locals), in het noorden van de Antwerpse Kempen. De heren blijken zich terdege voorbereid te hebben voor het interview. Ze hebben speciaal voor de gelegenheid een overzicht gemaakt van al hun stripreeksen en waar en wanneer die verschenen zijn. Tijdens het gesprek halen ze regelmatig een voorbeeld van wat ze vertellen uit een schrijfmap of een tekenfarde. En ook wanneer we ze vragen naar hun vroegste stripherinneringen, hoeven ze niet diep te graven.
“Als kleine bengel ging mijn aandacht natuurlijk vooral naar de prentjes, die kon ik eindeloos herbekijken”, steekt Yaack van wal. “Dat was eigenlijk nog zo toen ik al kon lezen - ik was een trage lezer en hield er van dat ik bij strips kon terugkijken hoe alles juist in elkaar zat.” Als geboren Antwerpenaar zit Yaack nietsvermoedend midden in de Antwerpse stripscene: “Mijn eerste album was Suske en Wiske op het Eiland Amoras, mijn overbuurjongen had Rikki en Wiske in Chocowakije en bij de andere buren kon ik de strips uit Gazet van Antwerpen en De Kleine Zondagsvriend lezen. Ik was fan van Tarzan en ook de geïllustreerde verhalen van Jean Ray (ook bekend als John Flanders, nvda) vielen bij mij in de smaak. Mijn broer kreeg elke keer met nieuwjaar een nieuw boek van Kuifje. Maar dat was het dan ook wel zo ongeveer.”
Ook bij Wegé worden de Suske en Wiskes onder de buurjongens uitgeleend. Maar hij is een grotere fan van een andere beroemde Vlaamse stripmaker: “Van Sinterklaas kreeg ik telkens een album van De Lustige Kapoentjes of Nero. Marc Sleen is altijd mijn god gebleven. Achteraf heb ik hem kunnen ontmoeten tijdens de toenmalige Stripgidsdagen in Turnhout. Toen Jean-Pol, bekend van Kramikske, in 1981 de Stripgidsprijs had gewonnen, liep Sleen er verkleed als bakker rond (lacht). En tien jaar later, toen het standbeeld van de Bronzen Adhemar aan de Warande werd onthuld, ging ik na de receptie nog eens kijken zonder al het volk er om heen. Sleen had blijkbaar hetzelfde idee en vroeg mij om foto’s te nemen van hem samen met ‘zijn’ Adhemar. Een mooie gelegenheid om nader kennis te maken.” Toen Sleen overleed, tekende Wegé een herdenkingscartoon met het standbeeld van Adhemar en met Pietje de Dood en de muze uit De Ring van Petatje, een van zijn favoriete albums.
Actie en reactie
De jonge Yaack wil wel iets doen met strips maar ziet er tegen op om altijd dezelfde ventjes te tekenen. Scenario’s schrijven, dat lijkt hem wel wat. “Toen ik 20 was, heb ik een verhaal van Robbedoes getekend en het opgestuurd naar uitgeverij Dupuis. Ze vonden het een goede aanzet en moedigden me aan om verder te blijven proberen (lacht).” Yaack volgt een opleiding journalistiek in Brussel en werkt tijdens de vakanties als corrector bij Gazet van Antwerpen. “Een kameraad uit Brussel was bevriend met Daniël Jansen, die toen al de scenario’s schreef voor Bessy bij Studio Vandersteen. Ik kende de familie Vandersteen al: mijn grootvader had een schilder- en decoratiebedrijf en werkte samen met de vader van Vandersteen. Ik ben als kind vaak in zijn atelier op de Mechelsesteenweg, niet ver van de Heilig Geestkerk, geweest.”
Yaack raapt al zijn moed bijeen en belt Vandersteen, dan al de grote meneer van het Vlaamse stripverhaal, op. Die moet hem echter ontgoochelen: “Hij had niemand nodig maar ik mocht toch eens langs komen. We hebben dan anderhalf uur gebabbeld in de studio in Kalmthout. Hij legde me uit hoe een strip werkt: actie en reactie en mensen moeten kunnen lachen met het resultaat. Toch jammer dat er geen plaats was voor mij…” Maar de jongeman blijft niet bij de pakken zitten. Een week later staat hij terug in Kalmthout, met een scenario onder de arm. “Ik had die hele week niet geslapen”, lacht Yaack. “In het midden van mijn verhaal zat ik in de knoop dus had ik daar twee bladzijdes leeg gelaten. ‘Die zal ik zelf wel invullen, begin maar aan de volgende’, zei Vandersteen.” Dat scenario, De Vuurberg van Itihat, is het eerste van ongeveer vijftig Gouden Stuntman-albums die Yaack schreef.