De Onnoembaren
Yannick Lepennetier (25 mei 1954) en Didier Conrad (6 mei 1959) worden alle twee geboren in Marseille en debuteren onafhankelijk van elkaar in Robbedoes in de rubriek Vrij Vel, waarin tekenaars twee pagina’s carte blanche kregen om hun talent te tonen. Conrad wil de huisstijl van zijn twee favoriete stripbladen combineren: de tekeningen uit Robbedoes met de volwassen verhalen uit Métal Hurlant. Yann wordt op zijn beurt beïnvloed door Franquin (de tekeningen), Tillieux en Peyo (de scenario’s). Daarnaast waren ook (gewelddadige) Amerikaanse en Franse films en hetzelfde gevoel voor humor inspiratiebronnen voor de eigen verhalen van het duo.
In 1977 trekken ze naar Brussel om kennis te maken met de ploeg achter Le Trombone Illustré, de volwassen bijlage bij Robbedoes die helaas net die week stopt met verschijnen. Hierna verandert Robbedoes met lieflijke verhalen van Frédéric Jannin, Bernard Hislaire en André Geerts in iets poëtisch. Een jaar later begint Conrad met scenarist Mythic aan Jason, een komische fantasyreeks. Na twee verhalen van 22 pagina’s verschijnt in mei 1979 de westernparodie Sawfee, het eerste gezamenlijke kortverhaal van Yann & Conrad, in Robbedoes.
Eind jaren zeventig sterft Victor Hubinon, wat het voorlopige einde betekent van de avonturen van piloot Buck Danny, en krijgt Robbedoes een nieuwe hoofdredacteur, Alain De Kuyssche, die samen met uitgever Charles Dupuis nieuw bloed wil aantrekken om de concurrentie met ‘volwassen’ bladen zoals Fluide Glacial en Métal Hurlant aan te gaan. Het blad moest wel zijn familiaal (lees: katholiek) karakter behouden. De Kuyssche vraagt aan Yann en Conrad “een serie zoals van Charlier, met punch” te maken. Conrad schrijft op vier dagen tijd het verhaal Nummer driedubbel nul, Yann maakt enkele schetsen van een superpiloot met robuuste looks en De Kuyssche en Raoul Cauvin accepteren het zoals het werk van het illustre duo al acht jaar lang wordt geaccepteerd: ze stellen iets braafs voor en na goedkeuring tekenen ze iets compleet anders.
In 1977 trekken ze naar Brussel om kennis te maken met de ploeg achter Le Trombone Illustré, de volwassen bijlage bij Robbedoes die helaas net die week stopt met verschijnen. Hierna verandert Robbedoes met lieflijke verhalen van Frédéric Jannin, Bernard Hislaire en André Geerts in iets poëtisch. Een jaar later begint Conrad met scenarist Mythic aan Jason, een komische fantasyreeks. Na twee verhalen van 22 pagina’s verschijnt in mei 1979 de westernparodie Sawfee, het eerste gezamenlijke kortverhaal van Yann & Conrad, in Robbedoes.
Eind jaren zeventig sterft Victor Hubinon, wat het voorlopige einde betekent van de avonturen van piloot Buck Danny, en krijgt Robbedoes een nieuwe hoofdredacteur, Alain De Kuyssche, die samen met uitgever Charles Dupuis nieuw bloed wil aantrekken om de concurrentie met ‘volwassen’ bladen zoals Fluide Glacial en Métal Hurlant aan te gaan. Het blad moest wel zijn familiaal (lees: katholiek) karakter behouden. De Kuyssche vraagt aan Yann en Conrad “een serie zoals van Charlier, met punch” te maken. Conrad schrijft op vier dagen tijd het verhaal Nummer driedubbel nul, Yann maakt enkele schetsen van een superpiloot met robuuste looks en De Kuyssche en Raoul Cauvin accepteren het zoals het werk van het illustre duo al acht jaar lang wordt geaccepteerd: ze stellen iets braafs voor en na goedkeuring tekenen ze iets compleet anders.
In februari 1980 verschijnt de aankondiging van Nummer driedubbel nul, vergezeld van cynisch commentaar van de auteurs op Jason, dat Conrad tot dan tekende op scenario van Mythic. Het duo levert ook een cover af voor de lancering van de reeks, twee weken later: de held van het verhaal, Chuck Wyllis, genoemd naar de Willys tanks, hangt aan een parachute vast in een boom in de jungle met een inlandse schone aan de ene arm, een blokkerende mitrailette in de andere hand en een krokodil die snel dichterbij komt.
|
Op de tweede plaat van het verhaal wordt Wyllis echter overreden door een jeep en afgevoerd. De Kuyssche voelt zich bij de neus genomen maar is ook geamuseerd en gelooft in Conrad, die het blad terug wil laten keren naar de glorie van de jaren vijftig en zijn hoofdredacteur bezweert dat de nieuwe reeks beter zal worden dan een Buck Danny-kloon. Het verhaal kan verdergaan.
Wyllis’ hoofdrol wordt overgenomen door drie antihelden, die in niets laten blijken dat ze eigenlijk hun legerdienst aan het vervullen zijn: de naïeve dwerg Tim, de cynische homoseksueel Tony en de vulgaire dikzak Mac. Mythic bestempelt de groteske personages als “onnoembaar”, wat Yann en Conrad alvast een voorlopig titel geeft voor de nieuwe reeks.
Yann merkt al snel dat Conrads scenario niet veel meer is dan een verzameling gags en stelt voor het te herschrijven. Conrad maakt dan maar de potloodtekeningen, Yann inkt ze en Conrad retoucheert de inktversie. Langzaam maar zeker worden de rollen zo omgedraaid: Yann schrijft de verhalen en Conrad tekent ze uit.
In oktober 1980 al verschijnt het tweede verhaal van de Onnoembaren in Spirou. Shukumeï gaat over Japanse spooksoldaten op Borneo maar zit vooral stikvol hilarische gags en sarcastische nonsens. Charles Dupuis is zeer tevreden en kan niet wachten op het volgende verhaal. Maar later zou blijken dat Shukumeï een overgangsalbum is van de kolder van het eerste verhaal naar het duistere cynisme van de latere albums.
|
Vanaf 1981 doen Yann en Conrad de beruchte Hauts de Page verschijnen in Spirou. Die stroken zijn een reactie op de illustraties van Bernard Hislaire die hoekjes en kantjes van het blad letterlijk opfleuren. Onderaan de bladzijde tekende Frank overigens de Bas de Page. Voordien herdacht Stéphane Colman in de bovenrubriek verjaardagen of uitvindingen maar Yann en Conrad richten hun pijlen op dinosaurussen en harken zoals Roger Leloup (de weinig gevulde boezem van Yoko Tsuno was mikpunt van spot), Lucien Degieter (Papyrus die een sigaret rookte langs zijn gat om keelkanker te vermijden, is een klassieker), Jacques Devos en Mitteï, die het blad volgens hen braaf en zelfs saai maken. Ondanks de vele protesten houdt hoofdredacteur De Kuyssche Yann en Conrad de hand boven het hoofd - hij ziet in dat het blad nieuw bloed en een eigen smoel nodig heeft.
Ook Charles Dupuis laat betijen, omdat André Franquin fan is van het duo, maar stuurt toch ‘conceptdirecteur’ José Dutillieu, die daarvoor producent was bij tekenfilmstudio Belvision, om hen te censureren indien nodig. Ze pakken hem dan maar op zijn ijdelheid door hem af te beelden in enkele gags. Als het duo een keer meneer Dupuis zelf schoffeert, toont Dutillieu de gag aan de directeur - die hem grappig vindt en goedkeurt voor publicatie. Na acht maand maakt de conceptdirecteur dan toch een eind aan de Hauts de Page.
|
Deze episode is overigens niet het enige moment waarop Dutillieu op een bepaald ongelukkige manier ingrijpt bij Robbedoes. Nadat Jean Roba geweigerd heeft om Robbedoes en Kwabbernoot over te nemen van Jean-Claude Fournier, vraagt Franquin aan Yann en Conrad, die het personage al geloofwaardig hadden getekend in de Hauts de Page, of zij geen zin hebben. Maar Dutillieu dreigt ermee elk plaatje dat het illustere duo zou maken, na te vlooien. Hij stelt zijn vroegere collega Nic Broca voor als tekenaar, die uiteindelijk drie (flauwe) verhalen zou maken op scenario van Raoul Cauvin. Daarna kiest de redactie een ander duo, Tome en Janry, om de avonturen van de titelheld van het weekblad voort te zetten.
Yves Schlirf wou alle Hauts de Page bundelen in een album, wat voor heel wat dreigementen van geviseerde tekenaars en hun advocaten zorgde. Nadat Schlirf alle personages onherkenbaar had gemaakt met een zwart balkje voor hun ogen en dankzij bemiddeling van Yvan Delporte verscheen in 1981 nog Huits mois dans l’enfer des Hauts de Page, het eerste album van Yann en Conrad. De eerste (en laatste) oplage bedroeg duizend vijfhonderd exemplaren, gevolgd door een piraateditie op duizend exemplaren in 1989 en nog eens honderd in 1993.
Halfweg 1981 krijgt Charles Dupuis een zestig pagina’s tellend nieuw avontuur van de Onnoembaren op zijn bureau. Een Amerikaanse legerbasis wordt per ongeluk door Amerikaanse piloten platgebombardeerd, twee halfnaakte vrouwen bevechten elkaar met samoeraizwaarden... Dupuis vraagt Yann en Conrad om die laatste scène te schrappen maar het duo weigert. ’s Anderendaags krijgen ze te horen dat ze ontslagen zijn maar Dupuis krijgt spijt van zijn beslissing en laat hen terugkeren op één voorwaarde: dat ze een ander verhaal maken dan Cloaques (later vertaald als Beerput). Omdat het verhaal niet gepubliceerd werd, weigerden de auteurs een factuur naar de uitgever te sturen, ondanks het aandringen van De Kuyssche, die uiteraard geen gezichtsverlies wou lijden en dus manu militari een verhaal met de titel Cloaques wou publiceren in Robbedoes.
Het blad wil haar lezers graag een verhaal met de titel Cloaques geven maar de auteurs weigeren de titel te recycleren. Het is niet de eerst keer dat ze het de uitgever lastig maken: voor de albumuitgave van Shukumeï vroegen ze om een zwarte bladspiegel, met alle technische problemen vandien, en Cloaques zou zestien bladzijden meer bevatten dan een gebruikelijk stripavontuur. Het duo doet tegendraads met een hoger doel voor ogen: de uitgeverij terug ambitieuzer maken.
De Kuyssche vraagt het duo dan om een nieuwe serie, een groot avontuur van driehonderd pagina’s, zoals Het geheim van de Zwaardvis van Blake en Mortimer. Yann & Conrad stellen koppig opnieuw de Onnoembaren voor. De hoofdredacteur stemt toe op voorwaarde dat seksuele toespelingen, gevechten met naakte vrouwen en andere provocerende scènes uitblijven. In april 1982 begint de voorpublicatie van Gele geschiedenis onder een goed gesternte: de auteurs documenteren zich meer dan degelijk, halen hun (zware) deadlines en storten zich enthousiast op de nieuwe wereld waarin de Onnoembaren rond-trekken. Gastoptredens zijn er van onder meer Errol Flynn en Ernest Hemingway en de lezers maken kennis met Macs grote liefde, Alix.
|
De eerste reacties van zowel lezers als collega-tekenaars zijn unaniem lovend. Gele geschiedenis ziet er op het eerste zicht zelfs uit als een typische humoristische strip uit de school van Marcinelle. Maar wie het album begint te lezen, merkt al snel dat het zich voor een groot deel afspeelt in een bordeel en gekenmerkt wordt door cynisme, seks, geweld, seks, wreedheid en vooral seks - een perverse versie van een Franquin-album, aldus sommigen.
Na 46 pagina’s vindt men bij Dupuis dat de geesten van de jonge lezertjes genoeg bezoedeld zijn en Yann en Conrad worden, net als De Kuyssche, de laan uitgestuurd. Ze hebben wel een voorsprong van vijf of zes pagina’s maar door het ontslag van de hoofdredacteur is het op natuurlijk wijze eindigen van het verhaal onmogelijk. In juli 1982 plaatst de redactie een gekunsteld tekstje bij de laatste tekening waarop slechterik Lychee in het water ligt en dat was het einde van een hoofdstuk.
Of dat dacht toch iedereen.
Yann en Conrad krijgen een eerste voorstel om hun verhalen als albums uit te laten brengen van José-Luis Bocquet, de latere scenarist van De avonturen van Hergé, die dan nog werkt voor Bédérama. Daarna verhuist hij naar Temps Future, de Parijse uitgeverij van stripwinkelier Stan Barets, waar in 1983 Aventure en jaune verschijnt. Deze versie telt zestig pagina’s en bevat voor een deel herwerkte tekeningen van Conrad.
Na het failliet van Temps Future, ondanks het succes van Aventure en jaune, neemt Bédéscope de uitgave van het album over alvorens zes weken later ook failliet te gaan. Zij worden opgevolgd door Glénat, dat ook de verdeling van een grotendeels hertekende versie van Shukumeï start. Ongeveer tegelijkertijd verschijnen er op aanraden van voormalig Kuifje hoofdredacteur Marvano nederlandstalige vertalingen van beide albums bij uitgeverij Den Gulden Engel, de stripafdeling van Drukkerij Smits uit Wommelgem. Ook Nummer driedubbel nul en Riolen (een andere vertaling van Cloaques) waren gepland maar werden nooit uitgebracht.
Nadat Conrad ruzie krijgt met Glénat en er twee jaar lang opnieuw wordt onderhandeld met Dupuis over contracten, krijgen de auteurs eindelijk onderdak bij Dargaud - waar op dat moment hun oude bekende Yves Schlirf literair directeur is. In 1994 kunnen Yann en Conrad zo hun favoriete serie terug opnemen en ze buiten de vrijheid die hun nieuwe uitgeverij hen geeft, maximaal uit. Op korte tijd verschijnen achtereenvolgens De schedel van vader Zé, Ching Soao, De Purperen Lotus en Alix Noni Tengu, die als vervolg op Gele geschiedenis dan toch nog het groot avontuur vormen dat De Kuyssche zo graag had gezien. In 2000 worden deze vijf verhalen gebundeld in de logisch getitelde Hong Kong-cyclus.
Overigens verschijnt in 1996 bij Dargaud ook een herdruk van Gele geschiedenis, met twaalf nieuwe pagina’s. De franstalige versie van het album bevat bovendien als extraatje een zwart-wit versie van Matricule 000, dat nooit als los album zal verschijnen. Nederlandstalige lezers kunnen het datzelfde jaar ook voor het eerst lezen wanneer Dargaud een luxe-editie uitbrengt van Beerput.
Gele geschiedenis werd zo in totaal een viertal keer uitgegeven met telkens scènes, tekeningen en dialogen die werden veranderd, toegevoegd, geschrapt en herschreven. Zoals hieronder blijkt, werd ook de inkleuring elke keer aangepast (bovenaan de voorpublicatie in Spirou, in het midden de albumpublicatie bij Temps Future en Glénat en onderaan de huidige inkleuring van uitgeverij Dargaud).
De weekbladversie uit Robbedoes werd afgebroken na 46 of 44 platen, afhankelijk van de bron. Bij Den Gulden Engel verscheen een album met de bedoelde zestig pagina’s. De drastisch herwerkte uitgave bij ‘nieuwe uitgeverij’ Dargaud bevatte een aantal nieuwe platen. En bij opname in de Hong Kong omnibus pasten de auteurs het verhaal opnieuw aan om het beter te doen aansluiten op de vier vervolgen.
Hierop bewerken Yann en Conrad Beerput tot het begin van de nieuwe Koreaanse cyclus, die vervolledigd wordt door Bronzen pop en Zonderkaak. Hiertoe moet Beerput ook inhoudelijk aangepast worden omdat het in de serie verschuift van voor Gele geschiedenis naar na Alix Noni Tengu. Het is waarschijnlijk niet voor niets het slechtst verkochte album uit de reeks.
In het algemeen lijkt de Koreaanse cyclus een herhaling te zijn van de Hong Kong-cyclus: vooral scenarist Yann vervalt in trucjes waardoor routine de - nog steeds gitzwarte - verhalen binnensluipt. Overigens is Zonderkaak wel Yanns favoriete album uit de serie omdat volgens hem het verhaal hier het geloofwaardigst en de personages op hun sterkst zijn. Nochtans speelt een groot deel van het album zich af in Alix’ vagina...
Voor het maken van Bronzen pop werkt Conrad in Amerika voor DreamWorks aan de tekenfilm The road to Eldorado. Uit deze ervaring ontstaat de Amerika-cyclus: Ten oosten van Roswell, Ten noorden van White Sands en Ten zuidwesten van Moskou. Opvallend zijn de verwijzingen naar Amerikaanse speelfilms, de extreme personages en in het algemeen de terugkeer naar de grote vorm.
In april 2002 verschijnt bij Dargaud een nieuwe, opnieuw grotendeels hertekende versie van Shukumeï als nummer één in de reeks. Nummer driedubbel nul werd gemakkelijkheidshalve vergeten en dus ziet de nummering er tegenwoordig als volgt uit:
[0. Nummer driedubbel nul]
1. Shukumeï
2. Gele geschiedenis
3. De schedel van vader Zé
4. Ching Soao
5. De purperen lotus
6. Alix Noni Tengu
7. Beerput
8. Bronzen pop
9. Zonderkaak
10. Ten oosten van Roswell
11. Ten noorden van White Sands
12. Ten zuidwesten van Moskou
De inhoud van de verhalen van de Onnoembaren is niet gemakkelijk uit te leggen maar de stijl wordt goed omschreven in deze recensie: “Yann en Conrad leggen een soort van morbide, cynische humor aan de dag waarop zij en alleen zij blijkbaar een patent hebben. [...] De Onnoembaren is een reeks voor volwassenen die niet terugdeinzen voor een redelijk onnozel verhaal dat overeind blijft door de grappige, maar o zo stompzinnige dialogen, tonnen cynisme, een vulgair taaltje en de frisse, karikaturale stijl van Conrad.”
Na Ten zuidwesten... begint de spin-off Witte Tijgerin, waarin de voorgeschiedenis van de communistische agente Alix wordt verteld. Oorspronkelijk was dit bedoeld als een tussendoortje in afwachting van album nummer dertien maar het onverhoopte succes betekende de start van een nieuwe reeks. Na twee albums haakt Yann af wegens een gebrek aan interesse.
In 2011 verscheen de vierde en laatste integrale: de Nul-cyclus bevat de verhalen Nummer nul-nul-nul en Shukumei en vijfentwintig extra pagina’s schetsen, ontwerpen en storyboards. Zo zijn alle dertien avonturen van de Onnoembaren in hardcover integrales uitgegeven.