De avonturen van Belgman
In “een land vol bloemen en zand en penen en vlinders en cafeeën en weiden als wiegende zeeën” hebben de zwartgele Vlammetjes vaak woordjes met de roodgele Walletjes. Het eerste soort dwergjes blinkt uit door zijn nijver, werklust en vrome instelling. Een Vlammetje kan geen kruiwagen zien staan zonder dat zijn spieren jeuken en hij de kruiwagen meteen vol bakstenen laadt en dan maar sjouwen, godsvruchtige vloeken slakend. Bij het vallen van de dag spuwt hij zich nog eens in de handjes en plant zich verder. De Walletjes daarentegen zijn weinig aanbevelenswaardige kereltjes. Zij spreken Frans, zijn liever lui dan moe en knijpen kaboutermeisjes in de schaduw van de paddestoelen. Onnodig te zeggen dat het niet kaboutert tussen de tegengestelde mini-mannen. De Vlammetjes beschikken wel over een categorie super-dwergen, allemaal mannen met baarden die hun volkje respectievelijk leerden lezen, zingen en collaboreren.
De kruik gaat zolang te water tot Tineke van Heule bij verrassing geweld wordt aangedaan (Vlaamse meisjes zijn wonderzoet, voor wie hen geen geweld aandoet) wat de Vlammetjes ertoe brengt hun “heil” te zoeken bij reus Heinrich, laarzenkoopman. Deze wil de Vlammetjes graag bijspringen, maar de Wallen, ook niet van yesterday, verschuilen zich onder de rokken van mevrouw Marianne, een geboren (ver-)leidster. Er ontbrandt een felle strijd tussen de titanen. Maar als man en vrouw kampen is de strijd altijd ongelijk, Heinrich legt er het bijltje bij neer en de Vlammen boeten voor deze nederlaag. Hun leiders verdwijnen achter de tralies en kijken de verslagen Heinrich nog lang geboeid na. Enfin, na verloop van gekrakeel zien de Wallen toch in dat hun sluwheid niet opgewassen is tegen de groeiende aanwas van de Vlammetjes en te midden van een ver reikende olievlek wordt een compromis opgedragen. De verzoening tussen beide groepjes werkt zo innig dat er een bastaard uit voortspruit, Belgman gedoopt.
Zo beschreef journalist Johan Anthierens in 1967 in het weekblad De Post de korte inhoud van het eerste album met de avonturen van Belgman, ‘De geboorte’. De teksten waren afkomstig van schrijver en regisseur Hugo Claus, die dan al succes had geoogst met zijn romans en toneelstukken. De illustraties waren gemaakt door hugOKÉ, pseudoniem van Hugo de Kempeneer, die ook het initiatief voor het album had genomen: “Begin 1967 ben ik met het project naar meneer Van Nierop van De Standaard Boekhandel toegestapt om hem de bedoeling uit te leggen. Hij was er voor te vinden, op voorwaarde dat wij een geschikte schrijver vonden. Toen riep ik uit ‘Waarom Claus niet?’ en tussen twee sequenties van zijn oorlogsfilm ‘De Vijanden’ door heeft Claus verzen gezet op mijn taferelen.”
Claus hoopte dat het eerste deel van ‘De avonturen van Belgman’ een commercieel succes zou worden: “Waarvoor zouden wij ons anders inspannen? Zowel de tekenaar als de dichter hebben zoveel plat water in de artistieke wijn gedaan dat het product er bij de goegemeente als gesneden koek moet ingaan. Het album wordt door De Standaard Boekhandel uitgegeven en kost 50 fr.” Met die enigszins bittere woorden verwees de schrijver naar de boycot van de strip door de uitgeverij.
Nadat Antoon Sap, van 1960 tot 1983 directeur van de Standaard Uitgeverij en zoon van de rigide politieker Gustave Sap, die eigenaar was van de krant De Standaard, het boekje had gezien, ging de distributie niet meer door, waardoor slechts een beperkt aantal de boekhandel bereikte. Daarna beweerde Sap dat ‘Belgman’ niet verkocht en besloot de uitgeverij af te zien van de geplande volgende delen - het tweede album zou ‘Het verborgen leven van Belgman’ heten en tot ongeveer zijn dertigste levensjaar reiken. Claus voelde dit blijkbaar al aankomen ten tijde van het interview met Anthierens, die hem vroeg of er ook een vervolg zou komen wanneer het tegen de verwachtingen in slecht zou verkopen: “Wis en waarachtig. Maar dan wel een bitter vervolg.”
Er kan niet aan getwijfeld worden dat ‘Belgman’ een allegorische vertelling is over de strijd tussen Vlamingen en Walen. Maar niet alle passages zijn even duidelijk. Anthierens schreef dat “het komisch duo Hugo(ké) en Hugo (Claus) onze geschiedenis in een stripverhaal doet verschrompelen”. Volgens hugOKÉ zelf bekeek het boekje het Belgisch probleem door een Vlaamse bril. Kris de Saeger noemde ‘Belgman’ in 1986 in kunsttijdschrift Vlaanderen “een eenmalige poging om het inmiddels verstarde stripgebeuren nieuw leven in te blazen.” En columnist Guido Lauwaert beschreef het begin 2013 bij het verschijnen van het boek ‘De plicht van de dichter: Hugo Claus en de politiek’ als volgt: “Met de strip wilde Claus niet een politiek standpunt innemen, maar wel de Vlaamse politieke geschiedenis van de jaren 30 tot de jaren 60 schetsen, binnen het koninkrijk en in verhouding tot Wallonië.”
BRONNEN
Het dubbelinterview door Johan Anthierens in De Post is terug te vinden op het Platform Digital Humanities van de Universiteit Antwerpen.
Guido Lauwaerts kritiek op ‘De plicht van de dichter’ staat op de website van Knack.