L'île au Boumptéryx
Eind jaren vijftig komt André Franquin om in het werk. De
avonturen van Robbedoes lopen in het gelijknamige weekblad, waar hij een boel
extra illustratiewerk voor moet doen. Bovendien vraagt het dagblad Le Parisien
Libéré om drie verhalen van de piccolo en zijn vriend Kwabbernoot. Daarnaast
moet Franquin wekelijks een plaat van Ton en Tineke doen verschijnen in Kuifje
en begaat zijn antiheld Guust Flater zijn eerste blunders in Robbedoes.
Franquin roept de hulp in van enkele bevriende tekenaars. Zijn trouwste medewerker is waarschijnlijk Jean De Mesmaeker ofwel Jidéhem, die hem helpt met enkele verhalen van Robbedoes en tien jaar lang de gags van Guust voorziet van achtergronden en inkting. Jean Roba is dan weer grotendeels verantwoordelijk voor de drie avonturen van Robbedoes die verschijnen in Le Parisien Libéré.
Marcel Denis, waarschijnlijk het bekendst van zijn twee Baard en Kale verhalen, passeert tot tweemaal in de studio. De tweede keer is dat in 1959 en het is dan dat hij samen met Franquin een scenario schrijft over een vogel die ontploffende eieren legt. Het verhaal wordt in twaalf platen gegoten door Roba (personages) en Jidéhem (decors) en verschijnt met als titel L’île au Boumptéryx in maart 1959 in Robbedoes nummers 1092 (een Paas-special) tot en met 1095. Franquin, Denis, Roba en Jidéhem ondertekenen met het collectieve pseudoniem Ley Kip (l’équipe).
Franquin roept de hulp in van enkele bevriende tekenaars. Zijn trouwste medewerker is waarschijnlijk Jean De Mesmaeker ofwel Jidéhem, die hem helpt met enkele verhalen van Robbedoes en tien jaar lang de gags van Guust voorziet van achtergronden en inkting. Jean Roba is dan weer grotendeels verantwoordelijk voor de drie avonturen van Robbedoes die verschijnen in Le Parisien Libéré.
Marcel Denis, waarschijnlijk het bekendst van zijn twee Baard en Kale verhalen, passeert tot tweemaal in de studio. De tweede keer is dat in 1959 en het is dan dat hij samen met Franquin een scenario schrijft over een vogel die ontploffende eieren legt. Het verhaal wordt in twaalf platen gegoten door Roba (personages) en Jidéhem (decors) en verschijnt met als titel L’île au Boumptéryx in maart 1959 in Robbedoes nummers 1092 (een Paas-special) tot en met 1095. Franquin, Denis, Roba en Jidéhem ondertekenen met het collectieve pseudoniem Ley Kip (l’équipe).
Door het vele werk van de betrokkenen krijgten de avonturen van de rare vogel niet onmiddellijk een vervolg. In de lente van 1973 verschijnt L’île au Boumptéryx wel opnieuw in Robbedoes met een aankondigende cover getekend door Roba. Die maakt in maart 1974 nog een onuitgegeven verhaaltje van vier platen over de rare vogel met als titel Tout ça c’est la faute au Boumptéryx.